Op mijn vorige stuk kwam het commentaar dat ik te weinig
vertelde over de antieke waarde van munten. Natuurlijk kon ik verwachten dat ik
er zo gemakkelijk niet mee weg kwam en daarom een tweede stuk over waarde, dit
maal van de denarius in Romeinse tijd.
De waarde van munten werd vroeger anders vastgesteld als tegenwoordig.
Nu voel je eens aan het randje, kijk je naar de gele kleur en staat op de
keerzijde onmiskenbaar 20 cent. In heel Europa is dit muntje ook daadwerkelijk
20 cent waard is en zal het zonder twijfel worden aangenomen. Natuurlijk werkt
dit voor briefgeld iets anders, maar niemand heeft ooit bij de kassa van AH
zijn munt op een weegschaaltje hoeven leggen.
Weegschalen zijn in dit geval ook niet nodig. Onze 20 cent
is gemaakt van een koperlegering (koper, aluminium, zink en tin voor de
liefhebber) en deze legering kost per munt bij lange na geen 20 cent. De
intrinsieke waarde is dus niet gelijk aan de waarde die wij toeschrijven aan
het muntje.[1]
Bij antieke munten is de intrinsieke waarde wel degelijk van
belang. Zeker ten tijden van de republiek waren gouden munten van goud,
zilveren munten van zilver en brons een legering van koper en tin. Door de
jaren heen blijven opvallend genoeg de gouden munten inderdaad van puur goud.
Alleen het gewicht fluctueert licht met de inflatie mee. Gouden munten werden niet dagelijks gebruikt,
een Romeinse soldaat had een jaarloon van ca. 12 aureii (en dat was 'bruto' loon). Je kon met 2 goud
graan kopen voor een heel jaar. De Romein liep er dus niet zomaar mee op
zak.
De zilveren munten zijn echter een ander verhaal. De
bekendste zilveren Romeinse munt is de denarius. Een zo’n denarius zou vroeger
het gemiddelde dagloon zijn van een gemiddelde Romein. Niet echt een munt om je brood mee te kopen dus, maar toch een veel
gebruikelijker betaalmiddel dan goud. De munt werd in 211 v. Chr. als eerst
geslagen tijdens de Republiek en was nog van puur zilver. Toen woog de
munt nog 4,5 gram en het bleek eeuwen lang de meest stabiele denominatie. Een
munt waar het volk ook het meeste vertrouwen in had.
Inflatie bleek echter onvermijdelijk. Onder de eerste keizer
Augustus daalde het gewicht (en daarmee ook direct de waarde) naar 3,9 gram en
tijdens Nero naar 3,5. Daarnaast – en Nero was de eerste die zich
hieraan waagde- verlaagde de keizer ook het zilvergehalte van de munt van 98
naar 80%. Dit betekende een totale inflatie van 20% op de denarius! Snood als
hij was accepteerde Nero belastingen alleen in oude denarii. Zo kon hij de pure munten laten omsmelten naar
de nieuwe variant die minder waard waren. Het Romeinse volk was natuurlijk niet
gek en de zwaardere munten werden massaal in sokken en potjes onder het bed
bewaard. Het duurde niet lang of de oude munt was verdwenen uit de circulatie
en mensen werden uitbetaald in de nieuwe denarius. (Nederlanders deden overigens precies hetzelfde
toen de zilveren guldens en rijksdaalders werden vervangen door nikkel.)
![]() |
randje eraf |
Als geldhandelaar of marktkoopman werd het zaak om het geld
goed in de gaten te houden. Al langer werden er munten bijgevijld of randjes
afgeknipt om zo goud of zilver te winnen, maar nu ontstonden ook nog eens
legeringen binnen denominaties. Men had allerlei maniertjes om uit te vinden
hoe puur munten waren.
![]() |
knipje erin |
![]() |
halfje |
Nero was niet de laatste die ander materiaal bij de zilveren denarii mengde. Elke keer als een keizer geld nodig had om zijn schulden, legermachten of nieuwe speeltjes te betalen moest de munt het ontgelden. In de derde eeuw was de denarius zelfs niet heel veel meer dan een bronzen munt met een dun laagje (ca. 5%) zilver.
In 215 n. Chr. introduceerde de keizer Caracalla een nieuw
soort munt: de antoninianus. De keizer op de voorzijde van de munt droeg een
stralenkrans in plaats van een lauwerkrans, wat betekende dat de munt en waarde
had van 2 denarii. Helaas had de munt maar een zilverwaarde van 1.5 denarii en
dit betekende dat het volk wederom massaal hun oude munten opspaarde en dit
betekende het einde van denarius op straat. Ze verdwenen vooral in de spaarpot.
[1] Het is
nog niet gemakkelijk om de productiekosten van onze 20 cent te achterhalen.
Numismatic.be geeft wel de franse productieprijzen. Dus om een beeld te
schetsen: in Frankrijk kost het € 0,052 om € 0,20 te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten