woensdag 11 juli 2012

Wat de gek ervoor geeft


Een van de eerste dingen die mensen mij vragen als ze een antieke munt in handen hebben is: “Wat is zoiets nu waard?” Logisch misschien ook wel, we hebben het tenslotte over geld. Vaak bedoelen ze  twee dingen. In de eerste plaats: wat is de huidige waarde van de antieke munt. Daarnaast zijn mensen vaak nieuwsgierig wat de munt in zijn eigen tijd waard is geweest. Met andere woorden: wat kon je er toen voor kopen.

Het taxeren van munten is geen gemakkelijke klus. Zelf kan ik soms nog uren bezig zijn om de ‘juiste’ waarde aan een munt te geven. Juiste tussen haakjes want oneerbiedig gezegd blijft de waarde toch vaak wat de gek ervoor geeft. Je zou het kunnen vergelijken met kunst: de munten zijn zoveel waard als ze op de laatste veiling hebben opgebracht.

Natuurlijk is waarde niet volledig subjectief. Er zijn verschillende aspecten waar je naar kan kijken om een aardige schatting te maken. In de basis kan je uitgaan van drie categorieën.
In de eerste plaats de grootte van de munt, vaak in combinatie met het gewicht. (Met -hoe verrassend: groter en zwaarder is beter voor de waarde.) Uiteraard kijk je ook naar het metaal want intrinsieke waarde is je absolute basis. Een puur gouden munt van 5 gram is natuurlijk minimaal 5 gram goud waard.

Daarnaast is schaarste belangrijk. Hoe interessant (of bijzonder!) is het thema van de munt? En ook niet onaardig: is het thema interessant voor verzamelaars? In het geval van Romeinse munten is van belang welke keizer op de voorzijde staat. Hoe lang –of illuster- was zijn regeringsperiode?
Zijn er maar een aantal muntseries bekend of staat Ebay er vol mee? De keizerbuste op de voorzijde kan versleten zijn tot een vlek: als er niet veel munten van hem bekend zijn is hij hoe dan ook bijzonder.

En zo komen we op de derde categorie: kwaliteit. Dit is een lastige, want wie bepaalt kwaliteit? Ik heb in geldmusea vele muntgave (lees: prachtige) stukken in mijn handen gehad, dat maakt mijn eigen perceptie van kwaliteit wel anders dan de (amateur) archeoloog die ze zo uit de grond haalt of de verzamelaar die voor die ene specifieke muntserie gaat. Uiteraard kan je wel wat zeggen over de mate van detail op de munt en of de afbeelding wel netjes recht op de muntplaat is geslagen. Natuurlijk snapt iedereen wel dat barsten, knippen, rafelige randjes of gaten niet per se positief zijn voor de waarde van de munt. Deze, toch wat subjectieve categorie is de voornaamste boosdoener van prijsverschillen.

In de numismatiek is op het gebied van kwaliteit vooral het patina (of corrosie, in elk geval de aanslag op de munt.  Bij bronzen munten vaak groenig van kleur.) heel belangrijk. Patina moet het liefst mooi dun zijn zodat het de details in de munt beter uit laat komen. Ook zien we graag dat het een mooie, groene kleur heeft, netjes over de hele munt verspreid is en als het even kan zonder vlekken. Bijzonder eigenlijk, dat antieke munten meer waarde krijgen door de mate waarin ze zijn aangetast door de jaren heen.

De optelsom van de drie categorieën bij elkaar zou uit moeten komen op een goede prijs voor de munt in kwestie…in theorie. Uiteindelijk komt hedendaags taxeren vooral neer op veel vergelijken. Er zijn diverse muntverzamelaar fora waar mensen graag hun aankopen tonen met vermelding van de prijs die ze ervoor betaald hebben. (En genoeg critici die vervolgens hun mening over deze prijs geven…) Daarnaast is het een kwestie van veiling catalogi en opbrengstenlijsten naslaan en jawel, veel gescroll over Ebay en online winkels. Het loont zeker om de markt en verzamelaars in de gaten te houden.  Zo blijf je op de hoogte van de populaire verzamelthema’s, die uiteraard ook een deel van de waarde bepalen.

Nu we kunnen vaststellen wat de munt tegenwoordig voor waarde heeft is de logische vraag: “Wat was het toen waard?” Stiekem een tamelijk complexe vraag voor een numismaat. De waarde van verschillende denominaties was nogal aan verandering onderhevig door de tijd heen en hoe zeker kan je stellen dat je dagelijkse portie graan ook de 8 asses waard was die men ervoor neerlegde wanneer als je weet dat graan hevig door de staat werd gesubsidieerd? Waarde fluctuatie is echter een verhaal op zich waard. Hier is een globaal antwoord op “wat kon je er nu eigenlijk mee kopen” wel te geven.

Het muntenmuseum in Athene heeft speciaal een zuil ingericht voor “the purchasing power of Roman coinage”. Voorbeelden maken toch dat het muntstuk meer gaat ‘leven’ voor mensen.
Als we voor het gemak de periode in de eerste eeuw na Christus nemen dan is het loon van een legionair, een Romeinse soldaat, 1 denarius per dag. In deze tijd was een denarius 16 asses waard. Voor 10 asses kon je bijvoorbeeld een maaltijd in een herberg kopen met brood, olijven, kaas, olijf olie en wijn. Voor een boerderij in de provincie Bithynia betaalde je in die tijd voor 100.000 sestertii, ofwel 25.000 denarii.

Hierboven een heel betoog over waarde van munten in geld, maar ik vergeet nog een hele belangrijke. Zeker voor de muntverzamelaars, de numismaten. liefhebbers en fanatici. Noem het sentimentele waarde, esthetiek of gewoon verliefdheid. Dat is simpelweg de reden dat je soms veel te veel betaalt voor die ene munt met dat imperfecte patina maar die prachtige oogopslag of toch gaat voor de munt met de doorboring, simpelweg vanwege het gat. Passie is soms zo individueel, dat alleen jij het snapt en ziet. Dat maakt dat aan sommige dingen geen prijs te hangen is, zelfs niet aan geld.   

zondag 1 juli 2012

Herdenkingsmunten


Tijdens de regeringsperiode van Constantijn de Grote verhuisde de hoofdstad van het Romeinse rijk van het Italiaanse Rome naar Constantinopel in Turkije (huidige Istanbul). Op 11 mei 330 n. Chr. werd de stad Constantinopolis gewijd en officieel in gebruik genomen.
De verhuizing van de hoofdstad was een ingrijpende onderneming en een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van het Romeinse rijk en het christendom. Het markeerde tevens het begin van het Byzantijnse rijk.

Om de nieuwe hoofdstad te vieren en de oude te eren liet Constantijn series herdenkingsmunten slaan tussen 330 en 341. Twee van deze munten zijn in een collectie die ik momenteel schoonmaak en determineer. 

Op de voorzijdes een buste van Constantinopolis en Roma met de tekst CONSTANTINOPOLI(S) en VRBS ROMA (de stad Rome). De keerzijde van de Constantinopolis munt laat de godin Victoria op een boeg zien met een scepter en een schild.  
Roma kreeg op de keerzijde de Capitolijnse Wolvin met Romulus en Remus: de mythische tweeling die de stad Rome stichtten in 753 v. Chr. (Althans volgens Vergilius, een van de eersten die het verhaal opschreef.) Boven hen de twee sterren Castor en Pollux, het sterrenbeeld tweeling.

De motieven voor Constantijn om de hoofdstad te verhuizen lijken voornamelijk strategisch. Het huidige Rome lag te ver van de grenzen en daarmee de legertroepen. Meer controle en kortere lijnen naar de hoofdstad zouden de barbaren die aan de grenzen van het rijk knabbelden minder de kans geven. Daarnaast was Constantijn –niet onbelangrijk- de eerste keizer in een hele lange tijd die weer regeerde over het vólledige Romeinse keizerrijk. Hij had geleerd van de dramatische derde eeuw met al zijn soldatenkeizers en burgeroorlogen en hield zijn troepen beter in de gaten om nieuwe usurpatoren geen kans te geven.

Constantijn was tevens de eerste keizer die zich openlijk liet bekeren tot het christendom en staat vaak bekend als de eerste christelijke keizer. Uiteraard kon hij het Romeinse pantheon niet zomaar de rug toe keren –je weet maar nooit- en ook bleef de keizer een aantal geijkte ‘heidense’ symbolen gebruiken op zijn afbeeldingen, maar het christendom kreeg duidelijk de overhand. Rome was bij uitstek de stad van de oude goden en Constantijn had moeite om dit te veranderen. Mede daarom begon hij opnieuw.

Er word gezegd dat hij een droom kreeg van een nieuwe hoofdstad. [1] Het duurde vijf jaar voor de Griekse stad Byzantium voldoende was gerenoveerd om de titel hoofdstad waardig te zijn en zelfs toen had het nog niet de allure van de oude hoofdstad Rome. De keizer hernoemde de stad Roma Nova (Het nieuwe Rome) en het stond al snel bekend als Constantinopolis (de stad van Constantijn). Voor de oude goden was in deze stad geen plek: de stad werd gedomineerd door christelijke kerken. Bovendien werd het offeren aan goden verboden.

Constantinopolis had zeker overeenkomsten met het oude Rome. Niet geheel toevallig was het ook gebouwd op zeven heuvels en verdeeld in 14 districten. Constantijn liet beroemde en grootse kunstwerken uit het hele rijk naar de stad verplaatsen, hij voerde net zoals in Rome voedseldistributie in en binnen twee jaar was Constantinopel zo druk bevolkt dat de bevolking amper binnen de stadsmuren paste.

Rome bleef nog een aantal jaren zijn privileges als oude hoofdstad behouden en hoefde niet lang te treuren om het verlies van keizer en het politieke toneel. Niet veel later zou het een nieuwe heer krijgen met een hele andere manier van politieken: de paus.


[1] Er wordt wel meer toegerekend aan visioenen van Constantijn. Zo zorgde een visioen rond 312 dat het christelijke Chi-Ro symbool op alle schilden van zijn troepen werden gezet vlak voor de slag bij de brug van Milvianus. Uiteraard won hij de slag en sloegen zijn vijanden op de vlucht.